Langebaanschaatsen kent iedereen als individuele nummers die alleen in de baan geschaatst worden tegen de tijd. Daarbij hebben de schaatsers maximaal één tegenstander waarop ze zich kunnen richten. Op de 400m-lange piste wisselen de renners telkens tussen de binnen- en buitenbaan. Naast nog enkele teamonderdelen zoals de ploegenachtervolging en de team sprint, bestaat er ook de massastart.
Op deze discipline starten 24 schaatsers tegelijkertijd aan een wedstrijd over zestien ronden, waarbij ze gebruik maken van de volledige baan, inclusief de opwarmzone aan de uiterste binnenkant. De afstand van zo’n ronde is dan logischerwijze minder dan 400m. Na de start moeten de schaatsers een ronde in de vooropgestelde startvolgorde blijven. Pas in de daaropvolgende ronde – na een startschot – mogen ze elkaar inhalen zonder elkaar hierbij te hinderen. Elke vierde, achtste en twaalfde ronde wordt er gesprint voor punten. De eerste drie schaatsers krijgen na zo’n sprintronde respectievelijk vijf, drie en één punt. Bij de aankomst krijgen de eerste drie respectievelijk 60, 40 en 20 punten. De eerste acht atleten met de meeste punten stoten door naar de finale, die met zestien schaatsers wordt gereden.
Op individuele nummers is aerodynamica troef. Langebaanschaatsers dragen een strakke outfit met kapje die in windtunnels werden getest. Echter legde de ISU specifieke regels op voor outfits die tijdens de massastart – en andere teamonderdelen – gebruikt worden. Aangezien de schaatsers daar in pack-style rijden, is aerodynamica minder van belang en veiligheid des te meer. In tegenstelling tot individuele nummers worden de schaatsers verplicht een (half-)snijvast pak met snijvaste handschoenen, scheenbescherming en een helm te dragen.
Wist je dat…
Foto: Martin de Jong
AD